woensdag 4 december 2013

HANS WIJNINGA

Je werk, KNN-09, is een foto, maar er wordt bij vermeld dat de foto een‘unicum’ is. Hoe kan dat, een foto waarvan niet meerdere afdrukken bestaan, maar slechts één exemplaar?
De ambrotype was slechts korte tijd populair, tussen ca. 1855 en 1865. Op een plaatje van glas wordt een collodiumlaag aangebracht. Vervolgens wordt de plaat in een zilvernitraat oplossing geplaatst. Na drie minuten is de glasplaat lichtgevoelig en wordt in de camera geplaatst. Terwijl hij nog vochtig is wordt de plaat belicht. Het resultaat, na ontwikkeling, is een negatief op glas. Door vervolgens één zijde van het glas zwart te lakken, wordt een positief beeld verkregen. Daardoor is elke ambrotype uniek.

Je foto’s, gemaakt met de ambrotype-techniek, hebben iets diks en olieverfachtigs. Er zitten ook allerlei mistige, vlekkerige en vage stukken in. Dat is wellicht technisch van a tot z verklaarbaar, maar schept toch een toverachtige atmosfeer. Is dat wat je in de ambrotype-techniek aantrekt, die bijzondere atmosfeer en de vertekeningen die de illusie scheppen dat je anders en daardoor misschien wel intenser naar de wereld kijkt?
Nee, ik geloof niet dat je anders en intenser naar de wereld gaat kijken. Het intense ligt in de foto besloten. De foto is een mooie leugen die de behoefte vervult om de wereld anders te willen zien.

Website Hans Wijninga

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.